De bekleding van de vagina bestaat uit p!aveiselepitheel, dat opgebouwd is uit een basale, intermediaire en superficiële laag; de laatste bevat het meeste glycogeen (Rakoff e.a. 1944, Matter 1955, Gregoire e.a. 1971 ). De fluor vaginalis bevat glycogeen door exfoliatie van de oppervlakkig cellen. Döderlein (1892), die met een lakmoespapiertje vaststelde dat het vaginale milieu zuur reageert, legde verband tussen het voorkomen in de vagina van Jactobacillen en melkzuur. Hij veronderstelde, dat het melkzuur door de lactobacil!en wordt gevormd uit het glycogeen van de afgeschilferde epitheelcellen. Zijn theorie leek ondersteund door de klinische waarneming dat juist of vooral bij rijkelijke aanwezigheid van lacto bacillen de fluor vaginalis zuur reageert. Als nuttige funktie van het zure karakter van het vaginale milieu werd gezien het voorkomen van opstijgende infekties. Deze theorie vond zo algemeen ingang dat deze zich tot heden als een vast gegeven in de vaginale fysiologie heeft gehandhaafd.