Headbangen of hiphoppen: wat heeft dat nou met kleur te maken?

Wie het terrein van een willekeurig groot muziekfestival opwandelt zoals Lowlands, Rock Werchter, Glastonburry of Coachella is geneigd te denken dat muziek verbindt. Maar waarom is rock ‘n’ roll dan vooral ‘wit’ en soul of hiphop vooral ‘zwart?’ Dat komt, onder andere, door structurele ongelijkheid in de samenleving. Die is zeer bepalend voor ‘de kleur’ van de muziek, zegt cultuursocioloog Julian Schaap.

Muziekgenres formeren niet alleen rond een bepaald geluid, maar ook rond bestaande maatschappelijke groepen [1]. Daarin blijken bepaalde classificaties -bijvoorbeeld hip-hop met zwartheid- opvallender aanwezig dan anderen, bijvoorbeeld rockmuziek en witheid.

Om de racialisering van muzieksmaak te begrijpen, neem ik laatstgenoemde genre onder de loep. Waarom is rockmuziek zo’n wit bolwerk? Hoe wordt dit in stand gehouden?

Het witwassen van rock ‘n’ roll

Rock ‘n’ roll is voortgekomen uit een mengelmoes van (witte) countrymuziek en (zwarte) rhythm and blues. De eerste muzikanten die in het Amerikaanse zuiden begonnen te experimenteren met de nieuwe ruwe rock ‘n’ roll benadering waren doorgaans zwarte muzikanten zoals Big Mama Thornton, Chuck Berry, Fats Domino, Little Richard, Muddy Waters, en Rosetta Tharpe.

Rock ‘n’ roll werd gezien als een muziekgenre dat in potentie etno-raciale verschillen kon overbruggen. In een tijd van geïnstitutionaliseerde raciale segregatie was het in de Amerikaanse muziekindustrie echter not done om zwarte muziek te verkopen aan een wit publiek [2]. Net als in jazz - ook een muziekgenre van zwarte oorsprong - werd de nieuwe rebelse muziek daardoor sterk geassocieerd met zwartheid.

Vroege opnames van zwarte rock ‘n’ rollers werden verkocht en in de Top-100 lijsten opgenomen als Race Records, zodat direct duidelijk was dat het hier om zwarte muziek ging, uitsluitend bestemd voor een zwart publiek. Er werd een scherpe, moeilijk te overbruggen lijn getrokken tussen zwarte en witte muziek. .

Culturele toe-eigening in ongelijke samenleving

Cultuur is een publiek goed. Met uitzondering van bepaalde materiële cultuurproducten - zoals merkkleding - of de fysieke dragers van immateriële cultuurproducten - lp’s, cd’s - kunnen mensen naar hartenlust culturele elementen (her)gebruiken en herschikken. Daar ligt uiteraard ook de essentie van culturele innovatie.

Echter, dit proces vindt plaats in een samenleving waarin mensen op basis van onder meer klasse, gender, ras-etniciteit en geloof ongelijk worden behandeld en waar machtsrelaties bepalen wanneer iets wordt gezien als ‘hergebruikt’ of als ‘gestolen’ dan wel ‘toegeëigend’. Omdat rockmuziek grotendeels opzettelijk is witgewassen in een tijd van raciale segregatie, ligt het voor de hand om te spreken van culturele toe-eigening. En dat heeft grote gevolgen gehad voor hoe een gemiddeld rockconcert er op dit moment uitziet: een zaal met overwegend witte mensen die kijken en luisteren naar witte bands.

Vanaf het moment dat witte muzikanten zich – zich vaak van geen kwaad bewust – de rock ‘n’ roll toe-eigenden - met Elvis Presley aan kop - werden zwarte rockers steeds vaker weggezet als rhythm and blues connaisseurs, met hun eigen Top-100 lijsten, radiozenders en platenlabels. Ook in Nederland sloeg de eerste rockmuziek, gemaakt door groepen van Indonesische afkomst zoals The Tielman Brothers, niet of nauwelijks aan.

Zwarte gitaar hangt aan de wilgen

Zwarte muzikanten die zich sindsdien hebben begeven in het genre – van Jimi Hendrix tot Lenny Kravitz – hebben zich hieraan nauwelijks kunnen onttrekken. Volgens sommige historici is dit exact de reden waarom niet-witte mensen zich hierna nog maar zelden hebben laten zien in rockmuziek. Volgens deze theorie hebben veel potentiële zwarte rockers de gitaar aan de wilgen gehangen om te gaan werken aan nieuwe, innovatieve genres zoals funk, hiphop en met name soul - dat veel meer dan het working class rock ‘n’ roll werd gezien als uiting van zwarte emancipatie ten tijde van de Amerikaanse Burgerrechtenbeweging.

Dergelijke reconstructies gaan eraan voorbij dat de institutionalisering van muziek – canonisering, top-100 lijsten, award shows – impliciet maar structureel witheid als authenticiteitskenmerk gebruiken. Recent hebben fans en activisten vergeten niet-witte artiesten uit het verleden opgeduikeld zoals Death, Pure Hell en Rodriguez (de ‘andere’ Bob Dylan), en zijn anderen met terugwerkende kracht opgenomen in alternatieve canons en musea. Daardoor wordt steeds duidelijk dat niet-witte muzikanten niet zozeer uit de rockmuziek zijn gestapt, als wel begraven in de witte geschiedschrijving ervan.

Moeilijk te onderdrukken raciale associaties

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om degenen aan te wijzen die het genre bewust wit houden. De meeste artiesten, recensenten, platenbazen en fans zijn zich grotendeels onbewust van de invloed van ras-etniciteit op het genre. Dat dit wel het geval is bij genres zoals hiphop, komt doordat witheid in Westerse maatschappijen dominant is en veelal onbesproken ofwel ‘ongemarkeerd’ blijft. Vanuit deze lens bezien worden mensen die afwijken van de witte norm continue gemarkeerd als afwijkend. Denk aan een ‘zwarte gitarist’ terwijl een witte gitarist gewoon ‘gitarist’ is. En waar hiphop als genre wordt gemarkeerd als ‘zwart’ of ‘multicultureel’, blijft rockmuziek ongemarkeerd vanuit etno-raciaal oogpunt.

‘Kijk! De nieuwe Jimi Hendrix!’

Deze asymmetrie heeft twee gevolgen: een gebrek aan erkenning van wit privilege en de keuze om ‘kleurenblind’ door het leven te gaan. Kleurenblindheid impliceert dat raciale kenmerken er niet toe doen, maar de diepgelegen raciale associaties in een dominant-witte maatschappij zijn nu juist moeilijk te onderdrukken omdat ze meestal geen intentioneel karakter hebben. Oftewel, heel weinig mensen zijn expliciet racistisch. Dat uit zich wanneer we cv’s beoordelen, criminelen opsporen of bij – op het oog – onschuldige praktijken zoals de ontwikkeling van onze muzieksmaak.

Wanneer er een zwart persoon in een band zit of als liefhebber de zaal inloopt, worden er vaak – onbedoeld – raciale associaties getriggerd. Dit leidt tot vragen zoals ‘hou jij ook van rockmuziek?’ of opmerkingen als ‘Kijk! De nieuwe Jimi Hendrix!’ Maar ook is het moeilijk voor niet-witte mensen om naar ‘witte’ muziek te gaan luisteren: thuis leidt dit niet zelden tot vragen over het verloochenen van de etno-raciale identiteit. Immers, de gemarkeerde zwartheid van een genre zoals hiphop schept ook mogelijkheden voor raciale emancipatie en empowerment, trots zijn op een gemarginaliseerde of gedomineerde identiteit [3].

Hoewel muziek grote groepen mensen kán samenbrengen, trekken etno-raciale verschillen forse scheidlijnen tussen muzikale genres en muzikale ontmoetingen. Een groter bewustzijn van deze structurele, maar veelal niet-intentionele processen bij muzikanten, muziekliefhebbers, platenlabels, programmeurs en marketeers kan die scheidslijnen opheffen en wellicht ook de venijnige stemmen in het almaar verhardend debat over de rol van ras-etniciteit in de Nederlandse samenleving overstemmen.

Julian Schaap is als cultuursocioloog verbonden aan de Erasmus School of History, Culture and Communication, Erasmus Universiteit Rotterdam.

Bronnen

[1] Roy, W. G., & Dowd, T. J. (2010). What is sociological about music?. Annual Review of Sociology, 36, 183-203.

[2] Roy, W. G. (2004). “Race records” and “hillbilly music”: institutional origins of racial categories in the American commercial recording industry. Poetics, 32(3-4), 265-279.

[3] Clay, A. (2003). Keepin'it real: Black youth, hip-hop culture, and Black identity. American Behavioral Scientist, 46(10), 1346-1358.

 

Foto: Antonio Rull (Flickr Creative Commons)