Het wijzigen van een planologisch regime kan nadelige gevolgen hebben voor een burger. Zo kan het zijn dat de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van de onroerende zaak van de burger worden beperkt of zelfs geheel worden ‘wegbestemd’. Het kan ook zijn dat de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van een nabij gelegen onroerende zaak in het nadeel van de burger worden gewijzigd. De schade die de burger ten gevolge van een planologische maatregel lijdt, komt tot op zekere hoogte voor vergoeding in aanmerking. Regels hieromtrent zijn te vinden in Afdeling 6.1 Wro, § 6.1.2 en § 6.1.3 Bro – en, voor zover op grond van de overgangsregeling nog van toepassing, artikel 49 WRO (oud) – en voor een belangrijk deel ook in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (en haar voorgangers, de Kroon en de Afdeling geschillen van Bestuur van de Raad van State). Tezamen vormen deze regels het planschaderecht. Het planschaderecht bevat regels die lijken op privaatrechtelijk schadevergoedingsregels, meer bepaald de regels die zijn neergelegd in Afdeling 6.1.10 BW en in de rechtspraak op deze regels. Dit boek is het verslag van intern rechtsvergelijkend onderzoek naar het planschaderecht en het privaatrechtelijk schadevergoedingsrecht.

, , , , ,
L.J.J. Rogier (Lodewijk) , S.D. Lindenbergh (Siewert)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/30664
Erasmus School of Law

Dijkshoorn, W. (2011, December 15). Planschaderecht en Privaatrechtelijk Schadevergoedingsrecht: Een intern rechtsvergelijkende studie. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/30664