Verdeling huwelijksgoederengemeenschap bij wege van echtscheidingsconvenant; onrechtmatige daad (verzwijging); samenloop; de aan de bevoegdheid tot vernietiging van een verdeling (art. 3:196 BW) verbonden vervaltermijn van art. 3:200 BW staat niet eraan in de weg dat na het verstrijken daarvan een deelgenoot jegens de ander een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad instelt.