SAMENVATTING<br/> Alleenstaanden scheppen gemiddeld minder voldoening in hun bestaan dan mensen die samenwonen met een partner. Dit blijkt uit tal van onderzoekingen naar subjectief welbevinden in moderne landen. Gemeten naar meer objectieve indicatoren van psychisch en lichamelijk welzijn blijken alleenstaanden ook steevast slechter af. Critici van het huwelijk zijn geneigd dit verschil te bagatelliseren. Voorzover erkend wordt voorspeld dat het verschil verdwijnt. Theoretisch is die voorspelling gebaseerd op verklaringen van het verschil in termen van negatieve sociale ‘etikettering’ en ‘crisis’ verschijnselen na huwelijksontbinding. Er wordt voorzien dat die effecten afnemen. Het verschil kan echter ook gevolg zijn van ‘gemis’ van positieve effecten van samenwonen (zoals affectie, zinvolheid en psycho-sociale correctie) en van ‘selectie’ op de huwelijksmarkt. Er is weinig grond om aan te nemen dat die laatste effecten aan kracht verliezen. Empirisch berust de voorspelling op onderzoek uit de USA waarbij bleek dat het verschil in geluk tussen gehuwden en ongehuwden is afgenomen; met name onder jonge mannen. Deze uitkomsten worden echter niet gerepliceerd in een analyse in 11 EG-landen over de periode 1974-1986. Het verschil in levensvoldoening tussen alleenstaanden en samenwoners blijkt globaal even groot gebleven. Het verschil blijkt het grootst in de meest moderne landen en is in die landen ook nog iets toegenomen. Het ziet ernaar uit dat de relatief lage levensvoldoening van alleenstaanden een structureel bijverschijnsel is van het moderne relatiepatroon en geen relict uit het verleden.<br/><br/> ABSTRACT<br/> Studies in modern western nations have repeatedly shown that singles take less pleasure in life than people living with a spouse. On various other indicators of well-being singles also appear to be at a disadvantage. Critics of marriage claim that this difference is disappearing. This article considers that hypothesis. Theoretically, the claim that the gap will close is based on two explanations of the difference: the negative ‘labeling’ of singles in general, and an overrepresentation of ‘crisis’ cases among newly divorced and widowed. These effects are believed to be lessening. However, there are additional explanations: the gap is also attributable to the ‘deprivation’ experienced by singles and to ‘selection’ on the marriage market. These effects seem to be stronger than ever. Empirically, the claim draws on findings from the USA. Glenn and Weaver (1988) report that the difference in happiness between marrieds and unmarrieds declined over the years 1972-1986. This finding is not replicated in an analysis of 11 EG countries over the years 1974 -1986. In the EC the gap has remained essentially unchanged. The US pattern is only dimly reflected in four EC countries: typically traditional ones. In Britain, Germany and the Netherlands the gap has widened somewhat.

, , , , , , , , , , ,
hdl.handle.net/1765/16152
Gezin : tijdschrift voor primaire leefvormen / Nederlandse Gezinsraad
Department of Sociology

Veenhoven, R., & van Schoonhoven, R. (1991). Levenvoldoening van alleenstaanden. Achterstand op samenwoners in 11 EG landen 1974-1986. Gezin : tijdschrift voor primaire leefvormen / Nederlandse Gezinsraad, 3, 15–25. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/16152