‘Responsive regulation’ is een theorie die sinds enige jaren nationaal en internationaal furore maakt onder zowel beleidsmakers als wetenschappers (zie Van de Bunt e.a., 2007, 390-391). Dit is opmerkelijk omdat de toepasbaarheid van deze theorie tot voor kort niet of nauwelijks is getoetst (vgl. Nielsen, 2006, 395; Huisman & Beukelman, 2007, 104; maar zie Braithwaite e.a., 1994; Haines, 1997, 218-229), terwijl in beleidskringen de laatste jaren veel nadruk wordt gelegd op ‘evidence-based’ beleid. Pas onlangs zijn enkele studies verschenen waarin responsive regulation kritisch tegen het licht is gehouden (Van de Bunt e.a., 2007; Baldwin & Black, 2008). Onze doelstelling is om de toepasbaarheid van drie fundamentele veronderstellingen te toetsen die aan de gangbare interpretatie van deze theorie ten grondslag liggen. Dit doen wij aan de hand van een empirisch onderzoek bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), omdat die ook responsive regulation tot uitgangspunt van haar optreden heeft verheven (Voedsel en Waren Autoriteit, 2006). We zetten eerst uiteen wat deze theorie inhoudt en welke veronderstellingen eraan ten grondslag liggen. Na de methodologische paragraaf bespreken wij de bevindingen uit ons veldwerk en gaan wij in op de generaliseerbaarheid van onze bevindingen.

, , ,
hdl.handle.net/1765/22699
Tijdschrift voor Criminologie
Department of Sociology

Mascini, P., & van Wijk, E. (2008). 'Vis ruikt nou eenmaal zo'. 'Responsive Regulation' bij de Voedsel en Waren Autoriteit. Tijdschrift voor Criminologie, 50(2), 114–129. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/22699