Samenvatting In dit artikel komt het vraagstuk van de ambtelijke autonomie van geëuropeaniseerde rijksambtenaren aan de orde. Als casus wordt de politieke en ambtelijke aansturing van Nederlandse rijksambtenaren die gedetacheerd worden bij de Europese Commissie (END-ers) onderzocht. Het empirisch materiaal bestaat uit survey-data (N = 90) en interviewdata (N = 28), verkregen van zowel huidige als voormalige END-ers. Op grond van dit materiaal wordt betoogd dat hoewel van formele aansturing vanuit de lidstaat geen sprake kan zijn, de END-ers in de praktijk een duidelijke brugfunctie vervullen tussen beide bestuurslagen. Dit kan gebeuren door middel van zowel frontloaden (bewust, na instructies van de nationale overheid, of onbewust, als gevolg van het nationaal-culturele perspectief) als signaleren (strategisch informatie en standpunten doorseinen van de ene bestuurslaag naar de andere). Hoewel de contacten van de END-er met de Commissie vaak redelijk overeind blijven na terugkomst, neemt de intensiteit van de contacten met andere typen actoren in het beleidsnetwerk meestal snel af.