Waarom worden sommige kinderen door hun ouders mishandeld? Zijn dit speciale kinderen? Zijn dit speciale ouders? Behoren zij tot een bepaalde maatschappelijke klasse? Heeft kindermishandeling iets te maken met een levensovertuiging of een bepaald geloof? Zijn deze mishandelaars psychisch gestoord of kunnen gezonde mensen onder bepaalde omstandigheden ook tot mishandeling van hun kinderen overgaan? Wat is dan eigenlijk kindermishandeling? Treedt het op bij handhaven van discipline, is het een vorm van agressie of soms een uiting van onmacht? Laat dit altijd sporen achter bij het kind of gebeurt dit slechts zelden? Mag een buitenstaander zich hiermee bemoeien of is dit in strijd met het recht op privacy en intimiteit van het gezin? Een antwoord op deze vragen is wellicht te verkrijgen door nader onderzoek. Het in dit proefschrift beschreven onderzoek poogt hiertoe een bijdrage te leveren. Het merendeel van de artsen in Nederland had tot in de jaren zestig nauwelijks of geen ervaring met kindermishandeling in hun praktijk. De opzienbarende publikatie van Kempe (1962) bracht hierin verandering. In toenemende mate werden ook in ons land gevallen van kindermishandeling vastgesteld. Veel van deze kinderen werden onder het mom van slachtoffer van een ongeval ter behandeling naar de polikliniek van een groot ziekenhuis gebracht. Bij het aan het licht komen van de werkelijke oorzaak bleek al spoedig, dat niet alleen zij maar ook hun ouders dringend behandeling nodig hadden. Een groot deel van deze hulp lag op psychosociaal terrein. Maatschappelijke en juridische problemen eisten hulp van anderen.