De orbitabodem kan betrokken raken bij diverse fracturen van het aangezichtsskelet. Bij een zygomafractuur, een bovenkaakfractuur van het type Le Fort IJ en een orbitabodem-randfractuur loopt de fractuurlijn steeds door de orbitabodem. De bodemfractuur is in deze gevallen een onderdeel van een meer uitgebreide middengezichtsfractuur. Bij een bovenkaakfractuur van het typeLeFort II zijn bovendien beide orbitabodems gefractureerd. Naast deze zogenaamde gecombineerde orbitabodemfracturen komt de bodemfractuur in geïsoleerde vorm voor, in navolging van Converse en Smith (1957) meestal "blow-out" fractuur genoemd. Gedurende de laatste 25 jaar zijn de klinische en röntgenologische aspecten, alsmede de indicaties tot en de methodes van operatieve behandeling van orbitabodemfracturen uitvoerig beschreven in de ophthalmologische, otolaryngologische, plastische, kaakchirurgische en radiologische literatuur. Hoewel enkele beginselen van diagnostiek en behandeling tegenwoordig algemeen worden aanvaard, is er nog altijd geen consensus over beide. Van grote betekenis voor de wijze van diagnostiek en behandeling van orbitabodemfracturen zijn de in dit verband inmiddels beroemd geworden publicaties van Converse en Smith (1957) en Smith en Regan (1957) geweest. De auteurs vestigen hierin de aandacht op de mogelijkheid van zich langzaam ontwikkelende diplopie en enophthalmus bij niet of slecht behandelde blow-out fracturen en adviseren daarom vroegtijdige exploratie en reconstructie van de orbitabodem en het aanbrengen van een bodemimplantaat. In de daarop volgende jaren ontstond bij steeds meer operateurs de mening dat een blow-out fractuur een frequent vóórkomende fractuur is (Anderson en Teague 1963, Smith 1963, Reehen Tsujimura 1966, Greenwald e.a. 1974), die dikwijls over het hoofd wordt gezien (Converse en Smith 1960, Müsebeck 1966, Borghouts en Otto 1974). De kans op late* diplopie en enophthalmus zou bovendien niet alleen bestaan bij blow-out fracturen, maar ook bij gecombineerde orbitabodemfracturen (Freeman 1962, McCoy e.a. 1962, Dodd en Abrahams 1963, Cramer e.a. 1965, Davies 1972, Crewe 1978). Sommige auteurs (Bleeker en Van Ommen 1959, Cramer e.a. 1965, Hötte 1970, Diamant 1980) neigen er zelfs toe de diagnostische criteria van een blow-out fractuur uit te breiden en ook niet-geïsoleerde bodemfracturen blow-out, impure blow-out of orbitafractuur te noemen.