Inleiding: Per 1 januari 2012 geldt voor binnenlands vennootschapsbelastingplichtigen de „objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten‟.3 Deze methode ter voorkoming van internationaal juridische dubbele belasting vervangt de belastingvrijstellingsmethode voor actieve winst uit buitenlandse onderneming in de vennootschapsbelastingsfeer. Dit om te komen tot een meer gelijke fiscale behandeling van binnenlands vennootschapsbelastingplichtigen, die op directe wijze („vaste inrichting‟) of op indirecte wijze („deelneming‟) in het buitenland ondernemingsactiviteiten verrichten.4 Eén van de geïntroduceerde effecten is dat het fiscaal in aanmerking nemen van lopende reële verliezen uit een buitenlandse onderneming, gedreven met behulp van een in het buitenland gelegen vaste inrichting, niet langer is toegestaan. Impliciet rechtvaardigt de wetgever zijn systeemwijziging met de constatering dat de voorheen onder de belastingvrijstelling mogelijke tijdelijke fiscale verliesimport een „timingvoordeel‟ betreft. Deze woordkeuze verraadt een normatieve overweging. We schrappen een „voordeel‟ en komen zo tot een heffingssystematiek, op dit punt, zonder anomalieën. De wetgever suggereert een verbetering. Maar is daar wel sprake van? Heeft de wetgever niet eigenlijk gewoon een nadeel gecreëerd? En daarmee de klok van de interne markt teruggedraaid? ...

hdl.handle.net/1765/32146
Fiscal Autonomy and its Boundaries
Fiscaal Weekblad Fed
Erasmus School of Law

de Wilde, M., & Wisman, C. (2012). Over de ‘objectvrijstelling’ en de klok van de interne markt. Fiscaal Weekblad Fed, 41(8), 1–14. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/32146