Op 1 mei 1893 introduceerde Nederland zijn oudste nog bestaande fiscale faciliteit voor kunst en cultuur: een vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap in de toenmalige vermogensbelasting. Sindsdien zijn in de Nederlandse belastingwetten een groot aantal fiscale faciliteiten voor kunst en cultuur geïntroduceerd. Met name de periode 1995-2005 zag een grote groei van het aantal belastingsubsidies voor kunst en cultuur. Inmiddels zijn of worden diverse in die periode geïntroduceerde belastingsubsidies al weer afgeschaft, zoals de filmfaciliteiten en de faciliteiten voor cultureel beleggen die, na eerder beperkt te zijn, met ingang van 1 januari 2013 volledig zullen verdwijnen. Na de val van het gedoogkabinet afgelopen voorjaar, is de in 2011 in werking getreden afschaffing van het verlaagde BTW tarief voor podiumkunsten en voor kunstvoorwerpen die van de maker of zijn erfgenamen worden gekocht, echter per 1 juli 2012 weer teruggedraaid. Diverse belastingsubsidies voor kunst en cultuur hebben mede een grensoverschrijdend effect, waardoor bijvoorbeeld ook in België wonende particulieren of culturele instellingen hiervan kunnen profiteren. In paragraaf 2 geef ik een definitie van het door mij gehanteerde begrip ‘belastingsubsidie’ en zijn synoniemen. In deze bijdrage staat de grensoverschrijdende fiscale ondersteuning van kunst en cultuur centraal. Ik richt mij hierbij op particulieren en culturele instellingen. Met ‘grensoverschrijdend’ bedoel ik dat hetzij een in Nederland wonende particulier een fiscale tegemoetkoming ontvangt als hij een buitenlandse culturele instelling ondersteunt, hetzij een buitenlandse particulier of culturele instelling aanspraak kan maken op een Nederlandse fiscale tegemoetkoming. Op deze wijze ondersteunt de Nederlandse fiscus derhalve niet alleen kunst en cultuur in Nederland, maar ook daarbuiten. In veel gevallen is deze grensoverschrijding afgedwongen door Europese regelgeving. Bij het verlaagde BTW-tarief voor diverse culturele leveringen en diensten is het grensoverschrijdende effect inherent aan de faciliteit. Als een inwoner van Antwerpen in Breda naar het theater gaat, zal hij hetzelfde BTW-tarief betalen als een inwoner van Breda, omdat de plaats van dienst bij een dienst verricht aan een niet-ondernemer de zetel van de bedrijfsuitoefening van de dienstverlener is. De BTW-faciliteiten laat ik in het navolgende buiten beschouwing. De Nederlandse faciliteiten die ik op basis van de criteria ‘belastingsubsidie’ en ‘grensoverschrijdend’ heb geselecteerd zijn de giftenaftrek in de inkomstenbelasting en de multiplier voor giften aan culturele instellingen, de vrijstelling van schenk- en erfbelasting, de mogelijkheid om erfbelasting met kunst te betalen en de aftrek van onderhoudsuitgaven voor monumentenpanden. Overigens is de grensoverschrijdende werking van belastingsubsidies voor kunst- en cultuur, ook los van de Europeesrechtelijke verplichtingen, goed verdedigbaar. Kunst en cultuur houdt zich immers niet aan landsgrenzen. Zo zijn de Grieken en Romeinen ook onderdeel van onze cultuurhistorie ongeacht het feit dat de archeologische vindplaatsen zich over het algemeen niet in Nederland bevinden, profiteren Nederlanders ook van de kunstschatten die buitenlandse musea tentoonstellen en hebben Nederlandse musea er voordeel bij als een buitenlandse verzamelaar een kunstwerk aan hen overdraagt.

, ,
hdl.handle.net/1765/38078
Fiscal Autonomy and its Boundaries
Tijdschrift Estate Planning/Estate Planning Journal/Revue de Planning Patrimonal
Erasmus School of Law

Hemels, S. (2012). Nederlandse grensoverschrijdende fiscale ondersteuning van kunst en cultuur. Tijdschrift Estate Planning/Estate Planning Journal/Revue de Planning Patrimonal, 2012(4), 259–273. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/38078