Het ziektebeeld van de congenitale heuppathologie is waarschijnlijk zo cud als de mensheid zelf. Reeds Hippocrates heeft de aandoening herkend en besproken. zeals met zoveel ziekten is pas de laatste honderd jaar effectieve vooruitgang geboekt met de diagnostiek en behandeling. Pas na het uitvinden van anaesthesie (1846) 1 antisepsis, r6ntgenstraling {1895) en bloedtransfusie (1907) konden grotere operaties worden uitgevoerd, zeker bij kinderen. Poggi wordt geacht in 1880 als eerste een open repositie van een congenitale heupluxatie te hebben verricht (Simons, 1980). Beroernde orthopaeden als Hoffa en Lorenz hebben de techniek van Poggi overgenomen en veelvuldig open reposities uitgevoerd. Zij zijn na ongeveer 700 resp. 250 heupen open gereponeerd te hebben, overgegaan op de gesloten repositie omdat de morbiditeit en mortaliteit van de open repositie te hoog waren. Infectie en bloedverlies waren de belangrijkste problemen. Lorenz was van mening dat de congenitale heupluxatie berust op een slechte aanleg ("dysplasie") van het acetabulum en dat de heup het best gereponeerd kan worden tussen het eerste en derde levensjaar. In 1903 propageerde hij tijdens een rondreis door de Verenigde Staten ook daar de gesloten repositie. Ondanks de publicatie van Ludloff (1913) over de open repositie via de mediale benadering, was het in de eerste vijfentwintig jaar van deze eeuw regel de heupluxatie onbloedig te reponeren. Pas in 1928 adviseerde MacAusland bij kinderen tussen vier en acht jaar oud een open repositie, omdat de functie van het heupgewricht na gesloten repositie vaak te wensen overliet (Simons, 1980). Dit geschiedde in een tijd dat van vroege opsporing in de neonatale periode geen sprake was. De Italiaanse kinderarts Ortolani publiceerde in 1937 het zogenaamde "klikfenomeen", dat optreedt bij de repositiemanoeuvre van een luxatie bij de pasgeborene. Overigens was het Wilhelm Roser die reeds in 1864 schreef, dat de congenitale heupluxatie berust op een abnormale adductiestand in het heupgewricht in utero, gepaard gaande met bandslapte. Hij vestigde ook de aandacht op het feit dat de luxatie bij de pasgeborene door een abductiebeweging te reponeren was (TOnnis, 1984). Pas in de jaren vijftig werden neonatale screeningsprogramma1s opgezet, aanvankelijk in Zweden door de kinderarts Palmen en von Rosen (1957), in de Verenigde Staten door Coleman (1956) en later in Engeland door Barlow (1962). De vrijwel ideale situatie in Zweden, waar de laatste jaren de diagnose congenitale heuppathologie na de leeftijd van zes maanden vrijwel niet meer wordt gesteld {Palm§n, 1984), is in Nederland, behalve in een enkele regie, om allerlei redenen niet bereikt. Zelfs exacte cijfers over de omvang van het probleem ontbreken.

, , ,
B. van Linge
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/38615
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Diepstraten, A. (1985, April 17). De operatieve behandeling van de laat herkende congenitale heupluxatie . Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/38615