Dit boek is het resultaat van een, via literatuuronderzoek ondernomen zoektocht naar de grondslagen van het recht op niet weten. Een wettelijke beschrijving van dit recht is te vinden in de toekomstige Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO), waarin artikel 1653c bepaalt: "Indien de patiënt te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen ontvangen, blijft het verstrekken daarvan achterwege, behoudens voor zover het belang dat de patiënt daarbij heeft, niet opweegt tegen het nadeel dat daaruit voor hemzelf of anderen kan voortvloeien." In bewoordingen, zoals deze in de literatuur terug te vinden zijn 1 , houdt het recht op niet weten in, dat de patiënt van zijn recht op informatie afstand kan doen, mits dit afstand doen geen schade oplevert voor hemzelf of voor anderen. Het recht op niet weten lijkt dan aan duidelijkheid niets te wensen over te laten. Gelet op de wettelijke formulering en de in de algemene literatuur te vinden omschrijvingen, zou eigenlijk alleen het open criterium "nadeel voor hemzelf of voor anderen" voorwerp van onderzoek kunnen zijn. Dit was ook de oorspronkelijke doelstelling van de onderhavige studie. Gaandeweg bleek echter dat met het recht op niet weten meer aan de hand was. Dit "meer" raakt uiteindelijk aan de fundamenten van zowel het juridische recht op niet weten, als het morele recht op niet weten. Hierdoor draagt de studie een overwegend fundamenteel karakter en wordt slechts hier en daar opgeluisterd met casuïstiek