Abstract

Andere partijen dan de contractspartners zelf kunnen betrokken zijn bij contractbreuk, bijvoorbeeld door deze uit te lokken. Daar kunnen ze ook aansprakelijkheid voor worden gesteld. Maar is dat in Nederland wel goed geregeld? Uit promotieonderzoek door jurist Laura van Bochove blijkt dat ons recht op dit punt verbeterd kan worden. Ze promoveert vrijdag 6 december 2013 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Overeenkomsten werken alleen tussen de contractspartijen. Als een contractuele verplichting niet wordt nagekomen, dan kan de benadeelde contractant eigenlijk alleen zijn wederpartij aanspreken. Maar de meeste Westerse rechtsstelsels erkennen dat een derde partij die wel bij de contractbreuk betrokken is geweest, onder omstandigheden aansprakelijk kan worden gesteld voor de geleden schade. Denk hierbij aan gevallen waarin die partij de contractbreuk heeft uitgelokt of gefaciliteerd, of ervan heeft geprofiteerd.

Jurist Van Bochove onderzocht onder welke voorwaarden een particulier of een bedrijf aansprakelijk kan worden gesteld voor zijn betrokkenheid bij de schending van een contract waarbij hij zelf geen partij is. Deze vraag stelde ze voor vijf rechtsstelsels: Nederland, Duitsland, Frankrijk, Engeland en de VS. Met de vergelijking van de antwoorden wilde Van Bochove een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het Nederlandse recht. Tekortkomingen van het Nederlandse recht konden aan het licht worden gebracht, maar ook kan men leren van ervaringen uit het buitenland.

Nederlands recht te vaag

Een belangrijke conclusie van het promotieonderzoek is dat het Nederlandse recht op dit moment te vaag is over de voorwaarden voor aansprakelijkheid. Daardoor is niet altijd helder welk gedrag nu wel of niet is toegestaan. Van Bochove stelt voor dat de rechter naar Amerikaans voorbeeld, aan de hand van acht verschillende omstandigheden, bepaalt of de betrokkenheid bij contractbreuk in een specifiek geval onrechtmatig is. Met deze methode is beter te voorspellen wat de rechter zal beslissen. Het wordt ook voor de rechter gemakkelijker om zijn beslissing te motiveren.

Van Bochove wilde met haar onderzoek ook beoordelen of het haalbaar én wenselijk is om de aansprakelijkheid voor betrokkenheid bij contractbreuk ook op Europees niveau te regelen. Haar conclusie is dat een Europese regel niet per definitie toegevoegde waarde heeft, maar wel gewenst is voor concurrentieverhoudingen. Alleen wanneer alle bedrijven in de EU zich aan dezelfde regels moeten houden, krijgen zij dezelfde kansen op de Europese markt.

De promovenda stelt voor om een Europese regel te baseren op de ‘gemeenschappelijke kern’, waar het Nederlandse, Duitse, Franse en Engelse recht elkaar overlappen. Maar omdat deze kern niet groot genoeg is, moet ze worden aangevuld met de algemene beginselen van oneerlijke concurrentie. Deze beginselen zijn terug te vinden in de richtlijnen die de Europese wetgever eerder op het gebied van oneerlijke concurrentie heeft vastgesteld.


Additional Files
2.-Inhoudsopgave.pdf Final Version , 111kb
3.-Inleiding.pdf Final Version , 118kb
4.-Beschouwing.pdf Final Version , 1mb
5.-Conclusies.pdf Final Version , 270kb
6.-Bronnenlijsten-en-register.pdf Final Version , 171kb
7.-Samenvatting-Nederlands.pdf Final Version , 94kb
8.-Samenvatting-Engels.pdf Final Version , 101kb
9.-Stellingen.pdf Final Version , 21kb
10.-CV.pdf Final Version , 53kb