Inleiding
In deze Arubaanse aanvaringszaak gaat het om de vraag aan de hand van welke maatstaf moet warden bepaald of sprake is van een fout van de foods in de zin van art. 6:170 lid van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA), in het bijzonder of concordantie van rechtspraak met zich brengt dat de foods slechts aansprakelijk is indien hij de schade heeft veroorzaakt door grove schuld of opzet. Het volgende was aan de hand. Op 31 maart 2005 ts het motorschip ZIM Houston III (hierna: het schip, of ZH III) onder loodsaanwijzing de haven van Oranjestad binnengevaren en is . daarbij tegen een aldaar afgemeerde loodsboot aangevaren en in fysiek contact gekomen met de kade (hierna ook: de aanvaring). Hierdoor ontstond schade aan het schip, de loodsboot, de kade en een gebouw. In cassatie is alleen de schade aan het schip aan de orde. ZH III is een zeeschip in de zin van art. 8:2 BWA. Ten tude van de aanvaring was het schip eigendom van Austria. De foods werkte ten tijde van de aanvaring in dienstverband bij APA en verrichtte de loodsdienst ter uitvoering van zijn taak voor APA. Austria heeft APA aansprakelijk gesteld op grand van art. 6:170

hdl.handle.net/1765/50231
Jurisprudentie in Nederland
Erasmus School of Law

Boot, E., & van der Voet, G. (2013). Annotatie bij uitspraak Hoge Raad 1 februari 2013, nr. 11/05047, LJN BY188o. Jurisprudentie in Nederland, 2013(3), 249–254. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/50231