Inleiding
De vergoeding van proceskosten aan zogenoemde ‘no cure no pay’-bureaus in bezwaarprocedures tegen WOZbeschikkingen houdt de gemoederen al geruime tijd bezig. In 2013 is ongeveer 20% van de bezwaren tegen de WOZ-beschikking afkomstig van dergelijke bureaus (zie de brief van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van BZK van 11 juli 2013, Kamerstukken II 2012/13, 33 462, nr. 7). In een persbericht van 9 oktober jongstleden voorspelt de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat dit in 2014 zal leiden tot € 20 miljoen aan – in de woorden van de VNG – ‘bovenmatige vergoedingen en ambtelijke kosten’. Om dit te voorkomen, spoort de VNG in hetzelfde persbericht het Kabinet aan voort te maken met het Besluit proceskosten WOZ-zaken. In het ontwerp dat voor internetconsultatie is bekendgemaakt, is de belangrijkste afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) dat geen proceskostenvergoeding hoeft te worden betaald, indien de WOZ-waarde na een aanpassing in beperkte mate afwijkt van de WOZ-waarde die bij de bestreden beschikking is vastgesteld. Er wordt daarbij een forfaitaire regeling voorgesteld met een viertal ‘waardeklassen’ die start bij een afwijkingspercentage van niet meer dan 5% bij een beschikte WOZ-waarde tot € 200.000 en eindigt bij een afwijkingspercentage van niet meer dan 2% bij een WOZ-waarde van meer dan € 1.000.000. Totdat deze regeling is ingevoerd, is het roeien met de riemen die gemeenten hebben. Hierna wordt daarvan een beknopt overzicht gegeven.