Hegels eindeverklaring van de kunst, alhoewel daterend van 1828, blijft een onderwerp van discussie. Verschillende denkers slagen erin het einde van de kunst positief te interpreteren. Zo heeft Nancy het over een hergeboorte en een ontvoogding van de kunst. Kunst wordt de exterioriteit van religie (Les Muses, 1994). Ook Gadamer passeert Hegel, maar hij zet (in tegenstelling tot Nancy) niet in op de ‘autonomie’ van de kunst. Met noties als feest, spel en symbool stapt hij naar de wijsgerige antropologie en wil hij de afbakening van de esthetica opheffen (Die aktualität des Schönen: Kunst als Spiel, Symbol und Fest, 1977). Nancy en Gadamer gaan elk een andere kant uit, maar doorheen beiden ademt Heidegger. Alsof ze de twee kanten zijn van een medaille. Het is dan ook via Heidegger, en meer bepaald door terug te keren naar zijn Identität und Differenz (1957) dat ik verder wil geraken. Hoe kunnen deze teksten van Heidegger gekoppeld worden aan die van Nancy en Gadamer? Kunnen we vanuit de hier geënsceneerde driehoeksverhouding Heidegger-Nancy-Gadamer enige conclusies trekken met betrekking tot de actuele kunst (en daarin heersende noties als bijv. intermedialiteit)?

, , ,
hdl.handle.net/1765/7079
Filosofiedag 2005
Erasmus School of Philosophy

Maet, F. (2005). Kunst voorbij identiteit en differentiatie. Filosofiedag 2005. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/7079