De film Minority Report (2002) speelt zich af in het Washington D.C. van 2054. In die stad pakt de politie moordenaars op voordat ze de misdaad hebben gepleegd. Ze maakt hiervoor gebruik van drie ‘pre-cogs’ die over de bijzondere gave beschikken dat ze toekomstige moorden kunnen zien. Cruciaal in dit systeem is de algemene veronderstelling met betrekking tot het gedrag van de toekomstige daders. Die veronderstelling is een uitdrukking van een mechanistische en lineaire opvatting van ons handelen. Minority Report geeft daarmee een perfect beeld van wat we de kern van de huidige veiligheidspolitiek kunnen noemen. We hoeven daarvoor slechts te verwijzen naar bewakingstechnieken, zoals automatische detectie en patroonherkenningcamera’s die tot doel hebben criminaliteit in de openbare ruimte te voorkomen. Geïnstrueerd met protocollen identificeren zij bepaalde personen als mogelijke daders voordat zij een delict hebben gepleegd. De film roept verschillende dilemma’s op. Hoe veroordeel je een persoon voor een daad die hij niet heeft gepleegd? Hoe voorkom je dat er onjuiste voorspellingen worden gedaan? Voor een antwoord op deze vragen moeten we de relatie tussen politiek en leven verbinden met de uitzonderingstoestand, zoals die door de Italiaanse filosoof Agamben wordt gedefinieerd. Dan wordt duidelijk hoe het leven zich niet meer volgens wetten of regels, maar langs protocollen normaliseert.