Abstract

Belanghebbende heeft, in samenwerking met een aantal bekende beeldende kunstenaars, bloempiramides van keramiek vervaardigd en verkocht. De desbetreffende objecten hebben inmiddels in diverse musea gestaan en zijn besproken in (internationale) kunstuitgaven. Per kunstenaar worden niet meer dan zeven niet-identieke exemplaren vervaardigd. Elk exemplaar wordt voorzien van de naam van de kunstenaar, het (volg)nummer en het merkteken van belanghebbende. Vier bekende beeldende kunstenaars zijn uitgenodigd om, met als inspiratiebron de beroemde door belanghebbende gerestaureerde zeventiende-eeuwse bloempiramide van het Rijksmuseum, samen met belanghebbende te werken aan een kunstproject om te komen tot iets wat qua ontwerp vernieuwend zou zijn en technisch zo ingewikkeld mogelijk. Door elkaar in uitdaging te stimuleren om grenzen te verleggen, is gestreefd naar een kunstwerk dat ongeëvenaard zou zijn in de historie van de keramiek. Van beide kanten is sprake van artistieke inbreng. Daarbij is geen van beide ‘leading’. De ideeën zijn gezamenlijk besproken, uitgewerkt en hebben weer geleid tot nieuwe ideeën. Het proces is uitgevoerd in deelfasen. Met de kunstenaars zijn geen contracten gesloten en er is geen vergoeding overeengekomen; als tegenprestatie heeft de kunstenaar recht op een ‘artist proof’. Belanghebbende is de rechthebbende van het ontwerp. Op de levering van de bloempiramides door belanghebbende past de inspecteur het 19%-tarief toe. De rechtbank acht de verhouding tussen de kunstenaars en belanghebbende zo uniek dat hun onderscheidene bijdrages tot het resultaat nauwelijks te scheiden zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende, naast de vervaardiger, ook kan worden aangemerkt als kunstenaar, zodat de bloempiramides vallen onder tabel I, post a-29, Wet OB 1968. Het verlaagde tarief is van toepassing. (Beroep gegrond.)

hdl.handle.net/1765/76995
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
Erasmus School of Law

Molenaar, D. (2014). Fabriek is maker van een als kunstvoorwerp aan te merken bloempiramide. Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, 2427. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/76995