Abstract

De financiële toezichthouders AFM en DNB gebruiken de bestuurlijke boete voor zwaardere overtredingen dan bedoeld. De boete heeft zich daardoor ontwikkeld tot een gelijkwaardig alternatief voor het strafrecht, maar dat stelt hogere eisen aan het gebruik ervan. Dat stelt Arnt Mein in zijn proefschrift ‘De boete uit balans. Het gebruik van de bestuurlijke boete in de praktijk van het financieel toezicht’. Hij reconstrueerde de motieven en de kritiek over de bestuurlijke boete en zette de boetepraktijk daar tegen af. Mein verdedigt zijn proefschrift vrijdag 12 juni 2015 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

In dit proefschrift onderzocht Mein hoe de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) van hun bevoegdheid gebruik maken om een bestuurlijke boete op te leggen voor overtredingen van het financieel toezichtrecht. Hoe heeft dit uitgepakt in het licht van de discussie over de invoering destijds? De bestuurlijke boete werd namelijk ingevoerd om efficiënter te kunnen optreden tegen lichte en veelvoorkomende overtredingen van overheidsvoorschriften, die zo vaak bleven liggen dat er gesproken werd van een handhavingstekort. Punten van zorg waren dat het bestuur niet de benodigde professionele distantie en objectiviteit in acht zou nemen, zoals de strafrechter dat wel doet. Ook zou het proces van boeteoplegging minder controleerbaar zijn dan een openbaar strafproces.

, , ,
H.G. van de Bunt (Henk) , L.J.J. Rogier (Lodewijk)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/78240
Erasmus School of Law

Mein, A. (2015, June 12). De boete uit balans: Het gebruik van de bestuurlijke boete in de praktijk van het financieel toezicht. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/78240