Deze studie toont aan dat het instituut museum een krachtig instrument is om commerciële, culturele, sociale en/of politieke doelen te realiseren. Alle casussen bevatten performances die voortkomen uit de handelingen van nieuwe actoren in het erfgoedveld, die via het museum aan de wereld willen tonen dat zij iets te vertellen hebben.
Zo leren we dat automerken niet alleen op winst uit zijn, maar ook verlangen naar maatschappelijke erkenning, vanwege hun bijdrage aan de samenleving. Twee sciencefictionverzamelaars wilden niet alleen in de privésfeer genieten van hun verzamelingen, maar wilden de buitenwereld overtuigen van de culturele meerwaarde van het door hen bewonderde genre. Hetzelfde geldt voor de herinneringsgemeenschappen in Hongarije, Letland en Oost-Duitsland. Zij wilden meer dan collectief herdenken, aandacht via de media en in de politiek. Zij bouwden podia voor hun versie van het verleden, met de hoop op erkenning en begrip.
Deze studie leert ons ook dat musea in complexe samenlevingen meer moeten overbruggen dan verbinden. Op basis van een zelf geformuleerde missie of overheidsbeleid richten veel musea zich op complexe nationale of stedelijke gemeenschappen. De casussen uit hoofdstuk 5 (postcommunistische musea) leren ons dat al te strakke definities van een intrinsieke gemeenschap een afstotend en uitsluitend effect kunnen hebben. Het is daarom belangrijk dat overbrugging op een manier gebeurt dat buitenstaanders zich kunnen identificeren met de opgevoerde gemeenschapscultuur. Dat kan door middel van uitnodigende collectieve representaties, aansprekende en overzichtelijke scripts, herkenbare objecten en verleidelijke mise-en-scènes. De overbruggende strategieën van de automusea en de sciencefictionmusea kunnen hierbij als voorbeeld dienen.