Anemie door ijzergebrek is de meest voorkomende bloedziekte en in sommige gebieden een volkskwaal (de Vries, 1963). Kilpatriek (1961) vermeldt dat wel 25°/o van een groep ogenschijnlijk gezonde vrouwen tussen 15 en 34 jaar een anemie door ijzergebrek heeft. Bij vrouwen is de hoeveelheid ijzer die geresorbeerd wordt uit het voedsel, vaak niet voldoende om het ijzerverlies met de menstruatie, graviditeit en lactatie te compenseren. De mens krijgt normaliter het benodigde ijzer uithetvoedsel dat dagelijks ongeveer 15 mg ijzer behoort te bevatten. Hieruit wordt 1 tot 2 mg per dag geresorbeerd {Hayhoe, 1960). Dagelijks gaat 0,5 tot 1,0 mg ijzer verloren via faeces, urine en zweet (Bothwell en Finch, 1962). Is de voeding insufficient dan kan ook bij de man op de lange duur een anemie door ijzergebrek ontstaan (Rosenbaum en leonard, 1964). De normale mens bezit 4 gram ijzer, waarvan 60 à 70°/o in de hemoglobine, 20 à 35% in de hemosiderine of ferritine, 4% in de myoglobine en slechts 0,1 Ofo gebonden aan transferrine of in de cytochromen en het kata!ase. Aanvullende ijzertherapie dateert reeds uit de oudheid. De Grieken schreven ijzer voor om toestanden van zwakte te genezen en meenden aan de patient de kracht van het ijzer toe te dienen. Patienten met een zeer bleek uiterlijk kregen water te drinken, waarin men oude zwaarden had laten roesten. Celsus adviseerde een grote milt te behandelen met water waarin wit gloeiend ijzer was gedompeld. Sydenham is waarschijnlijk de eerste arts geweest die iizer gebruikte bij zijn patienten op een wijze zoals wij dit nu nog doen. In 1681 schreef hij het reeds voor bij de behandeling van chlorosis in een dosis van 1/2 tot 1 gram per dag. De Franse medicus Pierre B!aud (Biaud, 1832) vermeldt de snelle genezing van 30 patienten met chlorosis door het gebruik van een grote dosis ijzer. De originele pillen van Blaud besten~ den uit een mengsel van gelijke delen ferrosulfaat en kalium-carbonaat. Hij gaf het ijzer in een hoeveelheid, zoals dit ook nu gebruikelijk is. Tot aan het einde van de 19e eeuw paste men de ijzertherapie bij ancmie toe volgens de principes en voorschriften van Sydenham en Blaud. Tegen die tijd echter begon men ijzer te geven in kleinere hoeveelheden, omdat men veronderstelde dat het metaal slechts nodig was in een kleinere dosis en dat de resorptie van het anorganische ijzer in een therapeuticum niet zo goed was als van het organisch gebonden ijzer in het voedsel. Het geringe klinische effect van deze kleine ijzerdosis bracht de ijzertherapie in discrediet en pas tegen 1930 verhoogde men de ijzerdosis weer tot het niveau dat de oude klinici reeds hadden geadviseerd (Haden, 1939).

, ,
W.J. Bruins Slot
Stichting De Drie Lichten
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/26554
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Wiltink, W. F. (1967, July 18). De Kinetiek van oraal toegediend ijzer : een klinisch-experimenteel onderzoek naar resorptie, serumijzerbelastingscurve en utilisatie van een radioactief gemerkte therapeutische dosis van ijzerzout. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/26554