Het is al enkele jaren onrustig in het Nederlandse emancipatiedebat. Steeds vaker nemen vrouwen (die zichzelf meestal als feministen identificeren) assertief stelling tegen de keuzes en het gedrag van andere vrouwen, en schuwen daarbij geen polariserend taalgebruik. Voltijds werkende moeders wordt verweten hun kinderen te verwaarlozen en hun ‘natuurlijke verschil’ met mannen te ontkennen; vrouwen zonder baan of met een deeltijdbaan wordt verweten niet ambitieus genoeg te zijn of luie donders te zijn, en niet te beseffen hoe belangrijk het is financieel onafhankelijk te zijn van hun man. Moeders vinden dat de samenleving hun zorgarbeid onvoldoende waardeert. Een kleine maar groeiende groep vaders eist de ruimte om meer te kunnen zorgen voor hun kinderen. Ondertussen maakt de overheid zich zorgen over vergrijzing en groeiende tekorten op de arbeidsmarkt, en wil daarom meer vrouwen langer aan het werk. De overheid maakt zich echter ook zorgen over de oplopende overheidsschuld en onderschrijft een ideologie van ‘minder overheid’ en ‘meer eigen verantwoordelijkheid voor de burgers’, en wil daarom ouders meer zelf laten betalen voor kinderopvang, wat voor ouders betaalde arbeid netto minder lonend maakt.

, , ,
hdl.handle.net/1765/37290
Filosofie en Praktijk
Erasmus School of Philosophy

Robeyns, I. (2011). Zorg, arbeid, en man/vrouw-emancipatie. Filosofie en Praktijk, 32(4). Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/37290