Hoogopgeleiden ervaren minder maatschappelijk onbehagen dan laagopgeleiden. Dat blijkt al tientallen jaren uit onderzoek in Nederland en andere liberale democratieën (De Koster et al., 2010). Zulk soort opleidingsverschillen bestaan ook waar het gaat om wantrouwen in de politiek (Bovens & Wille, 2010), dat met maatschappelijk onbehagen samengaat (Steenvoorden, 2015). Dit patroon is onderdeel van een bredere sociaal-culturele scheidslijn waarin laagopgeleiden op allerlei thema’s anders tegen de wereld aankijken dan hoogopgeleiden, zoals onlangs voor Nederland uitgebreid in kaart is gebracht in de bundel Gescheiden werelden? Bovens en collega’s (2014) bespreken daarin twee sociaal-culturele families: hoogopgeleide universalisten en laagopgeleide particularisten. De eerste “bestaat overwegend uit mensen die redelijk positief staan tegenover open grenzen, andere culturen en het toelaten van migranten (…), een meer universele opvatting hebben van rechtvaardigheid en staatsburgerschap, [en] vaak zijn ze ook voorstander van Europese eenwording” (Bovens et al., 2014:18), terwijl de tweede familie tegengestelde opvattingen en voorkeuren heeft. In deze bijdrage richten we ons op de positie die middelbaaropgeleiden innemen op twee aspecten van deze sociaal-culturele scheidslijn, maatschappelijk onbehagen en wantrouwen in de politiek.

hdl.handle.net/1765/100774
Department of Sociology

van der Waal, J., de Koster, W., & Jochem van Noord. (2017). Opleidingsverschillen in maatschappelijk onbehagen en wantrouwen in de politiek in Nederland, 1970-2012. In G. Engbersen, E. Snel (eds), De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag 2017 (pp. 199–232). Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/100774