Wie de vraag wil beantwoorden of instituties ‘goed’ zijn voor de mondiale veiligheid, en multilaterale instituties in het bijzonder, stuit in zijn zoektocht nog op veel problemen. Een benutting van inzichten uit zowel de Bestuurskunde als de Leer der Internationale Betrekkingen kan ons daarbij op het spoor van de goede instelling brengen. Dit stelt prof.dr. Ko Colijn in zijn oratie De Goede Instelling, Op zoek naar mondiale veiligheid. Colijn aanvaardt op vrijdag 8 juni 2007 het ambt van bijzonder hoogleraar in de Leer der Internationale betrekkingen, i.h.b. Mondiale Veiligheidsvraagstukken. De wil om langs multilaterale weg tot een veilige wereld te geraken wordt alom beleden, zij het niet universeel. Blijkbaar is de multilaterale instelling ook een góede instelling. De leerstoel is ingesteld door het Nederlandse Genootschap voor Internationale Zaken. In zijn oratie gaat Colijn onder meer in op de rol van de Verenigde Staten bij locale conflicten (Midden-Oosten, Balkan) en burgeroorlogen waaraan de internationale gemeenschap een eind wilde maken. Is dat een unilaterale rol – min of meer de lakens uitdelend en zijn stempel drukkend op een nieuwe wereldorde? Of is de VS betrokken in een multilateraal kader, rekening houdend met partners, zichzelf onderwerpend aan universele principes en spelregels? Neigend naar het eerste, maar in woordkeus vaak kiezend voor het laatste, brak na de Koude Oorlog een periode van onzekerheid aan over de spelregels die in het zoeken naar mondiale veiligheid gehanteerd zouden worden. In de Bestuurskunde bestaat vanouds uiteraard grote interesse voor de rol van instituties, maar dan vooral met betrekking tot hun ‘do matter’ rol in het nationale domein. In het bovennationale domein de Leer der Internationale Betrekkingen wordt in een eigen jargon ook gediscussieerd over de instellingen: spelen zij een onafhankelijke rol in de veiligheidsproblematiek, of zijn ze weinig meer dan machtsinstrumenten van staten, die verder de dienst uitmaken? En hoe bevorderlijk zijn instituties voor het nastreven van mondiale veiligheid? In die institutionele discussie staat de laatste jaren, vooral met het oog op de transitie van Koude Oorlog naar een nog onbekende nieuwe veiligheidsrealiteit, vooral het multilateralisme ter discussie. Effectiviteit en legitimiteit zijn daarbij sleutelcriteria. Niettemin komt uit de IB-discussie ook naar voren dat aan het begrip ‘multilateralisme’ lang niet altijd dezelfde betekenis wordt toegeschreven. En natuurlijk, de semantiek van de ‘goede instelling’ dekt ook een zekere politieke wil, een bepaalde compromisbereidheid, bij diplomaten en politici om veiligheidsproblemen op te lossen. De houdbaarheidsdatum van instituties is momenteel een zaak van grote politieke relevantie. Voorbeelden genoeg: rond de VN-Veiligheidsraad woedt een hervormingsdiscussie, en concrete dossiers (raketschild, nucleaire activiteiten Noord-Korea en Iran, recente Russische heroverweging van wapenbeheersingsverdragen) hebben allemaal rechtstreeks te maken met de overlevingskracht van verdragen en instellingen.

,
hdl.handle.net/1765/10435
Department of Public Administration

Colijn, K. (2007, June 8). De goede instelling op zoek naar mondiale veiligheid. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/10435