Het gaat in deze zaak om de beweerde aansprakelijkheid van een priestercongregatie in verband met fysiek geweld in een voormalig internaat. X verbleef daar van 1964 tot 1970 (van zijn 11e tot en met zijn 17e levensjaar) en zou daar slachtoffer zijn geworden van langdurige ernstige mishandeling en seksueel misbruik. X stelt als gevolg daarvan arbeidsongeschikt te zijn geworden. In geschil is of de gepretendeerde vordering (ex art. 6:170 en 6:162 BW) zou zijn verjaard. X stelt zich onder meer op het standpunt dat het beroep op < verjaring > naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Na afweging van de gezichtspunten uit het arrest-Van Hese/De Schelde stelt de rechtbank hem in het ongelijk. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.