X (bv; belanghebbende) exploiteert een groothandel in zeevis, waar vis wordt verwerkt en ingevroren. Daarnaast wordt visafval verwerkt. X heeft aangifte zuiveringsheffing gedaan over de jaren 2008 tot en met 2010. In geschil is of de Heffingsambtenaar op juiste gronden is afgeweken van de aangiften zuiveringsheffing over de jaren 2008, 2009 en 2010 en of over deze jaren terecht en tot een juist bedrag vergrijpboetes zijn opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden acht aannemelijk dat X in de periode van medio 2009 tot 12 maart 2010 digestaat heeft afgevoerd op het riool met het afvalwater. Deze lozingen zijn niet opgenomen in de aangiften. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat X ook in 2008 digestaat op het riool heeft afgevoerd, heeft de Heffingsambtenaar dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor de jaren 2009 en 2010 heeft X niet de vereiste aangiften gedaan en wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. X heeft volgens het Hof niet doen blijken dat de aanslagen onjuist zijn voor deze jaren. De Heffingsambtenaar is uitgegaan van redelijke schattingen. Het Hof acht boetes van € 119.908,23 (2009) en € 46.333,96 (2010) passend en geboden. Tegen deze uitspraak heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. Het Hof is ten onrechte niet ingegaan op een door X gemotiveerde stelling dat de aanslagen niet juist kunnen zijn. De zaak is verwezen naar Hof Den Bosch.

hdl.handle.net/1765/107063
NLFiscaal
Tax Law

Monsma, A. (2017). NLF 2017, 2792, Zuiveringsheffing; Hof ging ten onrechte niet in op een gemotiveerde stelling (nr. 17/00320). Zuiveringsheffing; Hof ging ten onrechte niet in op een gemotiveerde stelling (nr. 17/00320). Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/107063