X heeft op 13 mei 2016 parkeerbelasting voldaan over een periode van 10.42 uur tot 11.24 uur. Na een controle om 11.36 uur is aan X een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De naheffingsaanslag van € 1,45 is opgelegd voor het uur voorafgaande aan de constatering van het parkeren door de parkeercontroleurs. X heeft de over het uur vóór de constatering verschuldigde parkeerbelasting echter wel gedeeltelijk betaald. Hij heeft immers voor de periode van 10.42 uur tot 11.24 uur een bedrag van € 1 parkeerbelasting voldaan. Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat derhalve slechts € 0,45 kan worden nageheven. Op grond van het bepaalde in artikel 20 AWR kan alleen de belasting worden nageheven die te weinig is betaald. Dit oordeel wordt in hoger beroep door Hof Den Haag bevestigd. Het Hof verwerpt het standpunt van de Heffingsambtenaar dat geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Het moet de parkeercontroleurs duidelijk zijn geweest dat voor een deel van de parkeerduur waarvoor zij een naheffingsaanslag oplegden, al parkeerbelasting was voldaan. Ook de Heffingsambtenaar moet dit, mede gelet op zijn hiervoor vermelde verklaring ter zitting, hebben begrepen. Door niettemin in bezwaar en beroep de in zoverre met artikel 20 AWR strijdige belastingaanslag te handhaven, heeft de Heffingsambtenaar onrechtmatig gehandeld. De toekenning door de Rechtbank van de proceskostenvergoeding in de beroepsfase – van € 992 – is dus terecht.

hdl.handle.net/1765/107071
NLFiscaal
Tax Law

Monsma, A. (2017). NLF 2017, Alleen naheffing van niet-betaalde parkeerbelasting; proceskostenvergoeding (nr. 17/00249). NLFiscaal, 2035. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/107071