Dit artikel opent met een beknopte weergave van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep over de hoogte van de bestuurlijke boete wegens een schending van de inlichtingenplicht in de Participatiewet sinds de aanscherping van het sanctiebeleid door de invoering van de Fraudewet op 1 januari 2013. Aansluitend worden de effecten en consequenties van deze uitspraken onderzocht vanuit het gezichtspunt van de wetgever, het bestuursorgaan, de rechter en de bijstandsgerechtigde burger. Daarbij wordt ingegaan op de vraag of de wetgever zijn doelstelling dat fraude niet mag lonen, heeft bereikt.