De summiere wettelijke regeling van de expediteur en de expeditie-overeenkomst laat veel te wensen over. Boek 8 BW regelt slechts enkele aspecten van de overeenkomst van “doen vervoeren” (expeditie in enge zin) en bevat veel lacunes en gebreken. Zo ontbreekt een definitie van de aard van de expeditie-overeenkomst en van de hoofd- en nevenverbintenissen onder deze overeenkomst. Onduidelijk is ook welke regels van overeenkomstige toepassing zijn op expeditie in enge en ruime zin. Het Duitse recht laat zien hoe het hier beter kan. Een volgend probleem is de bewijslastverdeling onder de Fenex voor¬waarden waardoor de opdrachtgever de fout van de expediteur moet bewijzen om tot aansprakelijkheid te komen, in plaats van dat de expediteur het ontbreken van een fout moet aantonen om van aansprake¬lijkheid ontheven te worden. Vervolgens komen de verschillende hoedanigheden (“petten”) waaronder een expediteur diensten verleend aan de orde en de belangentegenstellingen waartoe dit aanleiding kan geven. Afgesloten wordt met een rechtsvergelijkende beschouwing over alternatieve benaderingen ten aanzien van de eventuele aansprakelijkheid van de expediteur voor ladingschade die buiten zijn schuld ontstaat tijdens het transport.

hdl.handle.net/1765/107969
Tijdschrift Vervoer & Recht

Smeele, F. (2016). De expediteur in Boek 8 BW. Tijdschrift Vervoer & Recht, 2016(4), 106–115. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/107969