Bij de aanleg en het beheer van publieke infrastructuur heeft het Rijk de laatste jaren voor publiek-private samenwerking, en met name voor het DBFM(O)-contract, als slim arrangement gekozen: langlopende contracten waarbij het ontwerp (D), de bouw (B), de financiering (F), het onderhoud (M) en vaak ook de exploitatie (O) integraal worden uitbesteed aan een privaat consortium. Met deze slimme DBFM(O)-contracten wordt getracht de sterke punten van overheid en de markt te combineren om de steeds grotere en complexere publieke opgaven aan te kunnen. De praktijk blijkt echter weerbarstig: recent hebben Rijkswaterstaat en een aantal private partijen het initiatief genomen tot wat zij noemden ‘een nieuwe marktvisie’. Daarin stellen ze voor om publiek-private samenwerking op een nieuwe leest te schoeien. Onder andere naar aanleiding van problemen bij DBFM(O)-projecten pleiten zij voor meer aandacht voor relationele aspecten van samenwerking, zoals houding, openheid en vertrouwen. Ook onderzoek laat zien dat het succes van DBFM(O)-projecten niet bepaald wordt door het contract of een strikt contractmanagement. Slimme sturing vraagt om meer: om een verschuiving van een financieel-economisch georiënteerde contractuele benadering naar een meer sociologisch geïnspireerde relationele manier van sturen.