Als gevolg van de sterke toename van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid is het aandeel van de beroepsbevolking dat niet in het arbeidsproces participeert, onrustbarend gestegen. De non-participatiegraad is echter niet voor alle groepen in de beroepsbevolking gelijk. Bekend zijn de relatief hoge jeugdwerkloosheid en het verschijnsel dat de kans op werkloosheid en arbeidsongeschiktheid met het oplopen van de leeftijd sterk stijgt. In macro-economische modellen zoals het Vintaf-model, kan dit verschijnsel niet worden verklaard omdat van homogeniteit van arbeid wordt uitgegaan. De auteur zet in dit artikel uiteen dat om een inzicht te krijgen in de dynamische processen op de arbeidsmarkt, de veronderstelling van homogeniteit van arbeid dient te worden verlaten. Naar analogic van de jaargangenbenadering voor kapitaalgoederen zouden jaargangen arbeid kunnen worden onderscheiden, met een verschillende produktiviteit en verschillende arbeidskosten. Die benadering zou vruchtbare aanknopingspunten kunnen bieden voor empirisch onderzoek naar de oorzaken van de nog steeds stijgende non-participatiegraad van arbeid in het algemeen en van bepaalde groepen van de beroepsbevolking in het bijzonder.