Sinds 1 januari 2015 is de alleenstaande oudertoeslag in de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders vervallen. De ouder zonder partner heeft voor de kosten van zijn minderjarige kinderen aanspraak op een alleenstaande ouderkop op grond van de Wet op het kindgebonden budget. De wetgever heeft geen bewuste beslissing genomen om in verband met het koppelingsbeginsel de groep (alleenstaande) ouders met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner uit te sluiten van de alleenstaande ouderkop. De alleenstaande ouderkop is voor deze groep ouders dan ook niet aan te merken als een aan de bijstand voorliggende voorziening in de zin van artikel 15, eerste lid van de PW en staat niet in de weg aan verlening van bijstand ter compensatie van het gemis van de alleenstaande ouderkop. De compensatie kan niet worden verleend in de vorm van bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW. Gelet op de inkomensterugval van deze groep met een bedrag van 20% van de gehuwdennorm is het bestaansminimum niet meer gegarandeerd en is sprake van een zeer bijzondere situatie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de PW. Het college is daarom met toepassing van dit artikel in beginsel gehouden tot afstemming van de bijstand. Voor de wijze van afstemming dient het college de niet rechtmatig verblijvende partner niet als partner te beschouwen voor zover het de alleenstaande ouderkop betreft. Het college zal moeten beoordelen of de wel rechtmatig verblijvende partner in die situatie de alleenstaande ouderkop misloopt en daarvoor compensatie moeten bieden.

hdl.handle.net/1765/112682
De Gemeentestem: tweewekelijks tijdschrift aan de belangen der gemeenten in Nederland gewijd

Jans, H., & de Wit, J. (2018). Gst 2018, , Alleenstaande ouderkop. De Gemeentestem: tweewekelijks tijdschrift aan de belangen der gemeenten in Nederland gewijd, 157, 815–824. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/112682