Brexit en het Oekraïne-referendum; de vaak luidruchtige en soms gewelddadige opstand tegen de komst van asielzoekerscentra; de verkiezing van Donald Trump in de VS en de electorale opmars van populistische partijen als PVV, FvD en Denk in eigen land; de (vooral op sociale media hevig gevoerde) Zwarte Pieten-discussie en woedende Groningers die Mark Rutte op tv de les lezen: de afgelopen paar jaren leken het tijdperk van ‘de boze burger’. Veel politici en bestuurders vinden het moei‐ lijk om om te gaan met diens opgekropte woede. Anderen werpen zich op als de bondgenoten van de ‘gewone burger’ of ‘kleine man’ tegen ‘dé elite’ en ‘hét systeem’. Beleid ‘emotioneert’ en de verhoudingen tussen burger en bestuur lijken steeds meer op scherp komen te staan. Maar klopt dit beeld? Is ‘de boze burger’ überhaupt wel te vinden? En waar is die eigenlijk woedend over? Wat betekent dat voor over‐ heid en bestuur?