De behoefte aan bescherming bij slachtoffers van (gewelds)delicten is aanzienlijk, zeker wanneer de dader een bekende is. Een van de instrumenten in het Nederlandse slachtofferbeleid om deze bescherming vorm te geven, is het zogenaamde beschermingsbevel; in de praktijk veeleer bekend als het contact-, locatie-, of gebiedsverbod. Het verbod omvat gedragsregels die kunnen worden opgelegd in het kader van een strafrechtelijke, civiele, of bestuurlijke procedure en heeft als doel een persoon te beschermen tegen “een handeling die zijn of haar leven, fysieke of psychologische integriteit, waardigheid, persoonlijke vrijheid, of seksuele integriteit in gevaar kan brengen” (Van der Aa et al., 2013, gebaseerd op Richtlijn 2011/99/EU). Dit onderzoek richt zich specifiek op deze strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden. Uit de bovenstaande omschrijving van het doel van de verboden blijkt dat het resultaat van die verboden niet alleen dient te bestaan uit het voorkomen van herhaald slachtofferschap van (gewelds)delicten (objectieve veiligheid), maar ook uit het verhogen van de veiligheidsbeleving van slachtoffers (subjectieve veiligheid).
Strafrechtelijke verboden worden in Nederland in toenemende mate opgelegd aan een verdachte of dader. Deze ontwikkeling komt tegemoet aan de maatschappelijke en politieke roep tot versterking van de rechtspositie van slachtoffers van criminaliteit. Er is echter nog weinig bekend over de effectiviteit van die verboden. In dit onderzoek gaan we nader in op de effectiviteit van strafrechtelijke verboden ter bescherming van een initieel slachtoffer. Daartoe wordt het proces van signalering van schendingen, de praktijk van (mogelijke) handhavingsreacties en de uiteindelijke aard en omvang van de schending van de verboden in beeld gebracht. Bovendien onderzoeken we de veiligheidsbeleving van de slachtoffers die worden beschermd door een verbod en geven we antwoord op de vraag of verboden volgens slachtoffers en professionals de kans op recidive bij hetzelfde slachtoffer (mogelijk) verlagen en de veiligheidsbeleving verhogen. Een effectiviteitstoets waarbij de veiligheid van slachtoffers in zaken met verbod wordt vergeleken met een controlegroep van slachtoffers in vergelijkbare zaken zonder verbod, is in dit onderzoek helaas niet mogelijk gebleken. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende centrale onderzoeksvraag:
“Hoe verloopt het handhavingsproces en de naleving van Nederlandse strafrechtelijke verboden ter bescherming van een initieel slachtoffer en in hoeverre en onder welke voorwaarden dragen deze verboden naar verwachting daadwerkelijk bij aan die bescherming?”.

W. Roggeveen (Wendy)
hdl.handle.net/1765/118520
Criminology

Fischer, T., Cleven, I., & Struijk, S. (2019). Handhaving en veiligheid bij strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden ter bescherming van slachtoffers. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/118520