Met de toenemende belangstelling voor laagdrempelige rechtspraak is er sinds kort ook aandacht voor de Belgische vrederechter.1 De vrederechter is de gemakkelijkst toegankelijke rechter en van oudsher het feitelijke gezicht van de rechtspraak bij de burger in landen waar het rechtsstelsel is gebaseerd op de Franse Code Napoléon. Het is een alleenzetelende magistraat die snel oordeelt in kleine zaken. Door de fusie enkele jaren geleden van de kantongerechten met de rechtbanken in het kader van de Herziening Gerechtelijke Kaart (HGK) is in Nederland een discussie op gang gekomen over de vraag of de rechter niet te ver van de burger af is komen te staan (Lennaerts 2016, p. 250-255). Een en ander heeft ertoe geleid dat de Tweede Kamer eind 2016 een motie van de ChristenUnie heeft aangenomen om onderzoek te laten verrichten naar de vraag of de vrederechter, die tot 1838 deel uitmaakte van het Nederlandse rechtsbestel, als laagdrempelige rechter terug te plaatsen is in de huidige rechterlijke organisatie.2 In deze bijdrage zal ik de historische aspecten van de vrederechter belichten. De Belgische vrederechter krijgt daarbij eveneens aandacht, aangezien deze sinds de invoering in 1795 nog steeds in functie is. Door de vrederechter in historisch perspectief te plaatsen en te verbinden met het heden, komen we wellicht tot nieuwe inzichten.