Op 24 september 2019 wees het Gerecht arrest in de gevoegde Starbuckszaken (T-760/15; T-636/16). Het Gerecht oordeelde dat de Europese Commissie er niet in is geslaagd te bewijzen dat Nederland Starbucks via een ‘sweetheart transfer-pricingdeal’ op ongeoorloofde wijze in strijd met het EU-staatssteunrecht zou hebben gesteund. Het gaat hier niet alleen om de zakelijkheid van de transfer pricing, maar ook en vooral om de vraag wie binnen de EU gaat over de vaststelling van de uitgangspunten van een belastingstelsel. Is dat de Commissie, het HvJ, of zijn dat nog altijd de lidstaten? De zaak Starbucks gaat over de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de Unie, en over de rechtsstatelijke vraag wie de regels bepaalt. Mijn indruk is dat we in het belastingdebat de rechtsstatelijkheid van belastingmaatregelen soms wat uit het oog verliezen. Dit, terwijl het juist belangrijk is dit scherp voor ogen te houden. Starbucks biedt een mooie gelegenheid daarover wat op papier te zetten.

hdl.handle.net/1765/123138
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
Tax Law

de Wilde, M. (2019). Staatssteun en zakelijkheid: geen harmonisatie, wel convergentie. Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, 2019(2585), 1–6. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/123138