Het beslissingsproces van de huisarts bij de keuze van een geneesmiddel, zoals het uit dit empirisch onderzoek naar voren kwam, kan als volgt worden getypeerd. In het merendeel van de gevallen (ca. 90%) beperkt de arts zich tot de informatie die hij al in zijn geheugen heeft. Vaak wordt hierbij direct een keuze gemaakt uit een kleine verzameling: 4 à 5 produkten die 'bovenaan in het geheugen' zitten. De structuur volgens welke de produkten in het geheugen van de arts zijn opgeslagen, wordt in de eerste plaats bepaald door de chemische eigenschappen en werking. Spécialités fungeren hierbij als de 'knooppunten' van de cognitieve structuur. Bij het onderscheid maken tussen de produkten spelen 3 à 4 criteria een rol. Naast de genoemde ook: prijs, effectiviteit en Nederlands fabrikaat. Voorkeuren in voorschrijven worden vooral bepaald door bijwerking en effectiviteit, en minder door prijs en produktsoort (spécialité versus locopreparaat). De analyse van het beslissingsproces van de huisarts, zoals in dit onderzoek is gebeurd met behulp van algemene modellen van menselijke besluitvorming en het consumentengedrag, biedt perspectief voor verdere analyse van de keuze van geneesmiddelen door artsen.

, , ,
hdl.handle.net/1765/12527
ERIM Article Series (EAS)
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
Erasmus Research Institute of Management

Wierenga, B., Jong, S. J. T., & Mantel, A. (1989). Het beslissingsproces van de huisarts bij de keuze van een geneesmiddel. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 133(3), 115–122. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/12527