De Hoge Raad heeft beslist dat de rectificatievordering van de gefailleerde niet is te beschouwen als een rechtsvordering in de zin van art. 25 en 27 Fw en dat de curator derhalve niet bevoegd was die rechtsvordering over te nemen. Dit baat de gefailleerde echter niet, omdat zij niet (tijdig) een rechtsmiddel heeft aangewend tegen de (rol)beslissing van de rechtbank dat de curator het geding overneemt. Met de overname van de procedure door de curator is de gefailleerde buiten het geding komen te staan en geen procespartij meer, zodat zij niet bevoegd was hoger beroep in te stellen tegen het op naam van de curator gewezen eindvonnis. Met zijn beslissing voegt de Hoge Raad weer een bouwsteen toe aan de muur van het insolventieprocesrecht.