In nood leert men zijn vrienden kennen. Dit spreekwoord is vandaag de dag bij uitstek relevant voor toezichthouders. De huidige coronacrisis is namelijk een situatie van nood. Nood waar maatschappelijke belangen in het geding zijn, zoals de volksgezondheid en welvaart. Maar ook waar individuele belangen van burgers en organisaties in het geding zijn, zoals hun leven en continuïteit. In deze situatie van nood leren we niet alleen de ware aard van onder toezicht gestelden kennen maar ook van toezichthouders. Hopelijk nemen toezichthouders dit ter harte. Het bovenstaande spreekwoord is allereerst gericht op het leren kennen van echte vrienden. Als iemand in nood is, staan de ware vrienden op. De ware vriend staat dan klaar om te helpen, om betrokkenheid te tonen, om er te zijn. Voor onder toezicht gestelden in nood is het daarom de vraag waar hun toezichthouders zijn. Want juist in nood blijkt of de toezichthouder begaan is met zijn onder toezicht gestelde. Blijft de toezichthouder er koud onder of gaat het hem aan zijn hart? Is de toezichthouder in beeld of schittert hij door afwezigheid? Natuurlijk is een toezichthouder geen allemansvriend en moet ‘capture’ worden voorkomen, maar dat is ook niet de strekking van het spreekwoord. De vraag is of een toezichthouder interesse toont, van zich laat horen wanneer de onder toezicht gestelde het moeilijk heeft. De crisis laat wat dat betreft zien of toezichthouders begaan zijn met hun onder toezicht gestelden.