Conclusie
Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat er zekere fiscaal-juridische risico’s kleven aan de fiscale vormgeving van havengelden. Vooral de wettelijke opbrengstnorm die voor fiscale havengelden geldt, levert complicaties op ten opzichte van de wensen van de betrokken par-tijen. De investering in het sluiscomplex Kornwerderzand toerekenen aan gemeentelijke of provinciale havenactiviteiten is voor zover wij in het bestek van deze verkenning hebben kunnen nagaan, nog niet eerder vertoond. Nader jurisprudentieonderzoek wordt op dit punt aanbevolen. Ook is het vaststellen van een uniform tarief voor vergelijkbaar gebruik van de verschillende havens niet vanzelfsprekend.
Een alternatief kan de privaatrechtelijke vormgeving van havengelden bieden. Deze vorm lijkt beter te passen bij de wensen en ontwikkelingen van de betrokken bestaande en toe-komstige havens. De beperkingen die de opbrengstnorm bij fiscale havengelden oproept, gelden niet bij private tarieven. Uiteraard heeft dit wel consequenties voor de organisatie van de havenbedrijven. De fiscale weg heeft als voordeel dat gemeenten en provincies zelf meer te zeggen hebben. Bovendien heeft een belastingverordening de voordelen van trans-parantie en laagdrempelige rechtsbescherming via de belastingrechter voor belastingplichti-gen.