Pollen koopt een motorjacht van Linssen. Direct na levering blijkt het jacht diverse gebreken te vertonen. Zo is er sprake van rookvorming en bovendien doen zich in de periode van juli 2001 tot november 2002 enkele olielekkages voor. Pollen stelt zich op het standpunt dat hij het jacht gedurende een aantal dagen vanwege reparatie niet heeft kunnen gebruiken en dat hij ten gevolge van die gebreken met minder hoge snelheid heeft kunnen varen en minder grote tochten heeft kunnen maken. Het hof heeft evenals de rechtbank de vordering afgewezen en heeft daartoe overwogen dat het gedurende relatief korte periode niet kunnen gebruiken behoort tot de aan het bezit van een jacht klevende risico’s die de bezitter daarvan voor lief moet nemen, en dat voorts niet valt in te zien dat de minder hoge snelheid en de minder grote tochten vermogensschade tot gevolg hebben. In cassatie stelt Pollen met een beroep op het Burger/Brouwer-arrest (HR 28 januari 2005, JA 2005, 25 m.nt. A.L.M. Keirse, NJ 2008, 55 m.nt. Jac. Hijma (Burger/Brouwer Motors)) recht te hebben op vergoeding van de door hem geleden vermogensschade. De Hoge Raad stelt voorop dat Pollen een op zichzelf niet op geld waardeerbaar onstoffelijk voordeel door reparaties gedeeltelijk heeft moeten missen en hij ten gevolge van de gebreken aan het jacht met minder hoge snelheid heeft kunnen varen en minder grote tochten heeft kunnen maken. Wanneer het onstoffelijk voordeel de koper niet geheel is ontgaan en de gemaakte kosten hun doel niet geheel hebben gemist, kan het totaal van uitgaven gedaan tot verkrijgen van het onstoffelijk voordeel echter niet zonder meer als vermogensschade worden aangemerkt. Hierbij is verder nog van belang dat de kans bestaat dat een gekochte zaak niet dadelijk in alle opzichten onberispelijk zal functioneren. Indien deze kans zich realiseert is daarmee nog niet gegeven dat de uitgaven die de koper heeft gedaan ter verkrijging van het met behulp van die zaak te behalen onstoffelijke voordeel hun doel in rechtens relevante mate hebben gemist. Dat hangt af van de bijzondere omstandigheden van het geval. Het functieverlies en de daardoor veroorzaakte genotsderving kunnen zo gering zijn, dat voor vergoeding van de schade die uitsluitend bestaat uit gemis van onstoffelijk voordeel geen plaats is. De ergernis die de genotsderving teweeg kan brengen is geen vermogensschade.

, , , , , ,
Sdu Uitgevers
hdl.handle.net/1765/15308
Private Law

van Kooten, G. (2009). Annotatie bij Hoge Raad 05-12-2008, Pollen / Linssen. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/15308