De marginalistische revolutie gaf het economische denken een impuls. Werd de waarde van goederen en diensten voorheen bepaald vanuit factorkosten; nu kon vanuit marktevenwichten via marktprijzen een geldwaarde worden afgeleid. Zo kan substitutie plaatsvinden tot elke productiefactor optimaal is ingezet. Het denken in marginale termen introduceert zowel een teller- als een noemereffect. Dat kan goed van pas komen bij het bepalen van toegelaten begrotingstekorten, staatsschuld en inflatie. Discussies hierover laaien flink op nu het kabinet Paars-II de financiële plannen goeddeels heeft gerealiseerd.