Dit proefschrift beschrijft waarnemingen uit een periode van 10 jaar de implantatiekans van embryo's bij de klassieke IVF en variaties daarvan, waarbij embryo's in het 4-8 cellig stadium of als blastocysten intra-uterien worden geplaatst of als zygoten transcervicaal in de eileider. De plaatsing van zygoten in de eileider, 1hnscervical Intra Fallopian Transfer (TI FT) genoemd, gebeurde met een catheter via de cervix uteri in de eileider. Dit onderzoek werd verricht in het Dijkzigt ziekenhuis. De andere studies werden uitgevoerd in het IVF centrum Düsseldorf. De plaatsing van blastocysten was bedoeld om na te gaan of een hoog zwangerschapspercentage bereikt zou kunnen worden door plaatsing van 2 blastocysten in de uterus en of het risico op het ontstaan van drielingen verregaande zou kunnen worden vermeden. De implantatiekans van embryo's na leSI bij wensouders met een cytogenetische af\\vijking werd bepaald evenals van embryo's na bevruchting van eicellen nlet chirurgisch verkregen zaadcellen. Bij testiculaire zaadcellen werden deze enzymatisch uit vooraf in vloeibare stikstof ingevroren testisbiopten geïsoleerd. De invloed van langdurig transport van testis weefsel vóór invriezen werd geëvalueerd. Er wordt ingegaan op de chromosoomonderzoek van de behandelde paren en de mogelijke consequenties van gevonden chromosoomafwijkingen. De bevruchtingskans, implantatie en eventuele zwangerschap bij chromosoomaf\\vijkingen van de behandelde paren worden besproken.

, , , , , ,
G.H. Zeilmaker (Gerard)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/17632
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Scholtes, M. C. W. (1998, December 9). Implantatiekansen van embryo's na in-vitro-fertilisatie: klinische en genetische aspecten. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/17632