De onderhavige zaak is een uitvloeisel van de wijziging per 1 januari 2002 met betrekking tot de mogelijkheid om tussentijds appel in te stellen tegen andere tussenvonnissen dan provisionele vonnissen (art. 337 lid 2 Rv). Onder het oude recht gold als hoofdregel dat onmiddellijk hoger beroep mogelijk was, tenzij de rechter in het dictum had bepaald dat beroep niet anders dan tegelijk met dat tegen het eindvonnis kon worden ingesteld (kortom:ja, tenzij ). Het huidige recht kent een tegenovergesteld systeem; hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met beroep tegen het eindvonnis, tenzij de rechter anders heeft bepaald (kortom:nee, tenzij ). Zie hierover Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 (2009), nr. 27 e.v. Het huidige systeem geldt evenzeer voor tussenbeschikkingen en tussenarresten (zie art. 358 lid 4 Rv, art. 401a lid 2 Rv en art. 426 lid 4 Rv). Gelet op de onderhavige uitspraak beperk ik mij in deze noot tot het tussentijds appel tegen een tussenvonnis.

, , , ,
hdl.handle.net/1765/18207
Nederlands Juristenblad
Private Law

Mierlo, T., van. (2009). Noot bij Hof Arnhem 27 april 2009, NJ 2009, 380 (Hoger beroep tussenvonnis). Nederlands Juristenblad, 380. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/18207