2010
Noot bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 februari 2010
Publication
Publication
Jurisprudentie Aansprakelijkheid Issue 60 p. 397- 404
Tijdens de laserbehandeling van het rechteroog van X stagneert de microkeratoom. De behandelend oogarts besluit de operatie desalniettemin door te zetten. Als gevolg van de operatie houdt X last van een storend beeld aan het rechteroog en stelt hij zowel materiele als immateriele schade te lijden. X stelt het oogziekenhuis aansprakelijk voor zijn schade op de grondslag dat deze toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. De vraag die centraal staat is of de oogarts de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam oogarts in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Het oogziekenhuis heeft ter staving van haar verweer een in gezamenlijk overleg met X ingewonnen advies van een deskundige overgelegd. X tekent bezwaar aan tegen de gebondenheid aan het advies, omdat hij ten tijde van het inwinnen van het advies er niet mee bekend was dat de betreffende deskundige met de oogarts gezamenlijk een artikel heeft gepubliceerd en dat zij samen op dezelfde afdeling hebben gewerkt. De rechtbank acht het bezwaar tegen het advies gegrond wegens de vermeende partijdigheid van de deskundige en oordeelt dat op voorstel van partijen een nieuwe deskundige zal worden benoemd. De kosten voor deze deskundige zullen door X dienen te worden voorgeschoten omdat hij de bewijslast draagt. Hiertoe overweegt de rechtbank onder meer dat het beroep op de omkeringsregel niet opgaat, nu uit de thans beschikbare informatie niet is komen vast te staan dat de oogarts in strijd met een (veiligheids)-richtlijn heeft gehandeld. De rechtbank beslist X de mogelijkheid te geven zich uit te laten over een nieuw te benoemen deskundige en houdt iedere verdere beslissing aan.
Additional Metadata | |
---|---|
, , , , | |
hdl.handle.net/1765/19497 | |
Jurisprudentie Aansprakelijkheid | |
Organisation | Private Law |
Giard, R. (2010). Noot bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 februari 2010. Jurisprudentie Aansprakelijkheid, (60), 397–404. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/19497 |