Inleiding: In het eerste hoofdstuk van onderhavig boek geeft de auteur een bondige definitie van het begrip strafrechtelijke rechtshandhaving: „rechtshandhaving met strafrechtelijke middelen‟. Voor wat betreft de op te leggen sancties behelzen deze strafrechtelijke middelen samen het Nederlands wettelijk sanctiestelsel. Sinds 2001 is dit sanctiestelsel uitgebreid met een tweetal middelen dat zich specifiek richt op veelplegers. Allereerst is de maatregel Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (hierna: SOV) ingevoerd. Vervolgens is deze in 2004 alweer komen te vervallen en opgevolgd door de huidige maatregel plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (hierna: ISD). Deze maatregelen hebben de strafrechter het instrument verschaft om drugsverslaafde veelplegers voor langere tijd gedwongen te detineren in speciaal daartoe bestemde inrichtingen. Beoogd wordt de samenleving beter te beveiligen tegen de veelvuldige recidive en andere overlast veroorzaakt door deze categorie hardnekkige delinquenten. Dit beveiligingsdoel en de daartoe ontwikkelde veelplegersmaatregelen staan niet op zich zelf, maar maken onderdeel uit van een ruimere tendens die al enige tijd zichtbaar is binnen de strafrechtelijke rechtshandhaving. De maatschappelijke roep om een hardere aanpak van overlast en onveiligheid heeft zich twee decennia geleden al vertaald gezien in een aanpak van strafrechtelijke drang, waarbij de dreiging van het strafrecht ingezet wordt als toegang tot een geïntegreerd hulpverleningsaanbod. In onderhavige bijdrage staat deze tendens tot een specifieke rechtshandhaving ten aanzien van veelplegers centraal. Allereerst zal in paragraaf twee de ontwikkeling van het drangbeleid geschetst worden, waarna vervolgens in paragraaf drie bekeken zal worden hoe zich dit heeft omgezet tot het huidige dwangbeleid. Vanuit het achterliggend theoretisch kader van dit studieboek is het voorts interessant te bekijken hoe dit type rechtshandhaving te kwalificeren is op het snijvlak van instrumentaliteit en rechtsbescherming. Een dergelijke kwalificatie zal aan de orde komen in paragraaf vijf, met als belangrijk onderdeel daarbij de vraag hoe er in de rechtspraak uitvoering wordt gegeven aan het overheidsbeleid. Paragraaf vier zal daartoe een aanzet geven met een gecomprimeerd beeld van de wijze waarop de rechterlijke macht gebruik (heeft) (ge)maakt van de dwangmaatregelen.

Boom Uitgevers, Den Haag
hdl.handle.net/1765/22557
Erasmus School of Law

Struijk, S. (2008). Rechtshandhaving en veelplegers; ontwikkeling van drang naar dwang. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/22557