Allochtonen in Nederland komen vaak te laat bij de verloskundige. Het opsporen van ongunstige zwangerschapsuitkomsten is niet mogelijk bij vrouwen die later met de zorg starten. Ook het tijdig geven van gezondheidsvoorlichting is niet mogelijk. Te laat komen bij de verloskundige zorgt echter niet voor vroegere geboorte en lager geboortegewicht. In Nederland is veel te doen over de babysterfte in vergelijking met omliggende landen. Verklaringen worden gezocht in verschillende richtingen. Is er iets mis met de zorg, die in Nederland opvallend verschillend is van de omliggende landen? Of hebben zwangere vrouwen in Nederland kenmerken waardoor ze meer risico op slechte uitkomsten hebben? Gedacht wordt o.a. aan hun etnische herkomst. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de babysterfte hoger ligt onder allochtonen. Het proefschrift situeert zich op het snijvlak van beide verklaringen. Het werd uitgevoerd in het kader van het Generation R onderzoek onder een groep van laag-risico zwangere vrouwen. Uit dit onderzoek blijkt dat allochtone vrouwen later komen voor een 1e bezoek bij de verloskundige dan autochtone vrouwen. Dat wordt deels verklaard door hun sociaaleconomische achterstandspositie. Hoopvol is dat de situatie bij de 2e generatie allochtonen beduidend beter is. Ook hoopvol is dat de verloskundigen even goede zorg verlenen aan allochtone als aan autochtone vrouwen. Daarbij geldt als kanttekening dat alleen naar de meer technische kant van de zorg gekeken kon worden. In tegenstelling tot verwacht vormt het later in de zwangerschap starten van verloskundige zorg geen verklaring voor de slechtere uitkomsten inzake zwangerschapsduur bij de bevalling of geboortegewicht. Hiermee sluit de studie van Choté aan bij eerder geuite twijfels in de Verenigde Staten. Omdat dit onderzoek slechts een beperkt aantal uitkomstmaten betreft kan niet geconcludeerd worden dat tijdige zorg niet belangrijk is, maar waarschijnlijk is preconceptionele zorg zeker zo belangrijk. Er zijn opvallende verschillen tussen etnische groepen. Dat de babysterfte onder Antilliaanse en Surinaamse kinderen beduidend hoger is dan onder Turkse en Marokkaanse kinderen was al bekend. Uit dit proefschrift en eerdere studies blijkt dat zij het ook slechter doen op het gebied van zwangerschapsduur bij bevalling en geboortegewicht. Ook de sociale situatie en de leefstijl van Antilliaanse en (vooral Creools-) Surinaamse vrouwen zijn minder gunstig. Nader onderzoek is wenselijk onder grotere en andere groepen allochtonen, en naar meer zwangerschapsuitkomsten. Toch is het verstandig om beleidsmatig nu al evenveel aandacht te besteden aan zwangeren met een Antilliaanse en Surinaams-Creoolse afkomst. Dat geldt ook voor vrouwen met een sub Sahara Afrikaanse afkomst, waarvan een onbekend aantal illegaal, en waar de babysterfte nog veel hoger ligt.

, , ,
Netherlands Organization for Scientific Research (NWO)
C.J.M. de Groot (Christianne) , M.J. Trappenburg (Margo)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/23279
Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM)

Choté, A. (2011, May 13). Ethnic Differences in Antenatal Care Use, Quality of Care and Pregnancy Outcomes: the Generation R Study. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/23279