Samenvatting: De verwijzende rechter verzoekt het Hof om de geldigheid te onderzoeken van de elektronische bekendmakingsplicht inzake verstrekte landbouwsubsidies in de artikelen 42 en 44 van verordening nr. 1290/2005 en de uitvoeringsverordening nr. 259/2008, alsmede om uitleg inzake een aantal bepalingen van richtlijn 95/46/EG (bescherming persoonsgegevens). In deze prejudiciële procedure oordeelt het Hof als volgt: Volgens de verwijzende rechter vormt de verplichting tot bekendmaking van gegevens betreffende de begunstigden van steun uit het ELGF en het ELFPO een ongerechtvaardigde aantasting van het fundamentele recht op de bescherming van persoonsgegevens. Hij verwijst in dat verband in wezen naar artikel 8 EVRM. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, VEU erkent de Unie de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten. De geldigheid van de wettelijke bekendmakingsplicht van de lidstaten moet derhalve worden vastgesteld via toetsing hiervan aan de bepalingen van het Handvest, in het bijzonder aan de artikelen 7 en 8 (grondrechten) alsmede 52 en 53 (beperkingsclausule). In deze omstandigheden dient enerzijds te worden vastgesteld dat de - aan geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen toekomende - eerbiediging van het in de artikelen 7 en 8 van het Handvest erkende recht op persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens en, anderzijds, de hieraan te stellen beperkingen, overeenkomen met die welke worden toegelaten in het kader van artikel 8 EVRM. ... etc.

, , , , , , , , , , , , , , ,
hdl.handle.net/1765/23320
Erasmus School of Law

Overkleeft-Verburg, M. (2010). Hof van Justitie (Grote kamer) van 9 november 2010, zaaknrs. C-92/09 en C-93/09. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/23320