Samenvatting In deze uitspraak gaat het om een verzoek om wijziging van eerder door de minister aan appellante verstrekte stukken (individueel ambtsbericht) in het kader van de beoordeling van een verblijfsvergunning. Voorts heeft appellante geklaagd over de gedeeltelijke weigering van deze stukken (weggelakte passages). Met betrekking tot de grief dat de beperkte kennisneming van deze stukken in strijd is met het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces oordeelt de Afdeling, dat deze bepaling minimumnormen voor een eerlijke procesvoering bevat, welke echter niet absoluut zijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen belet de beperkingsmogelijkheid van artikel 8:29 Awb niet dat een volledige rechterlijke toetsing van het besluit op bezwaar plaatsvindt, zodat het recht op een eerlijke procesvoering daarmee niet in essentie wordt aangetast. Het beroep op artikel 8 EVRM is evenmin succesvol wegens de beperkingsgronden nationale veiligheid en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen in artikel 8, tweede lid, EVRM. Deze beperking is bij de wet voorzien en voldoet naar het oordeel van de Afdeling aan de eisen van dringende maatschappelijke noodzaak en evenredigheid. Bij kennisneming van de weggelakte passages is het oordeel, dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangen, bedoeld in artikel 43, aanhef en onder e, van de Wbp, de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, aan verstrekking van die passages in de weg staan. ... etc.

, , , , , , , , , ,
hdl.handle.net/1765/23322
Jurisprudentie Bestuursrecht
Erasmus School of Law

Overkleeft-Verburg, M. (2010). ABRvS van 3 februari 2010, LJN: BL1852, zaaknr. 200903967/1/H3. Jurisprudentie Bestuursrecht, 1–5. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/23322